1 |
Het spijt me dat ik dat gezegd heb. |
|
2 |
1) Ik heb het niet goed verstaan.|| 2) Kunt u het eens herhalen? |
|
3 |
1) Ik antwoord in het Frans. || 2) Hij schrijft in het Engels. |
|
4 |
Hoe zeg je dat in het Frans?. |
|
5 |
Eerst leg ik het uit. Daarna kunnen jullie vragen stellen. |
|
6 |
1) Het regent. || 2) Het stortregent. |
|
7 |
Het waait. |
|
8 |
Kijk, het is bewolkt. |
|
9 |
1) Het sneeuwt. || 2) De kinderen hebben een sneeuwman gemaakt. |
|
10 |
1) Het vriest. || Het is 10 graden onder nul. |
|