1 |
Ik weet het, ik weet het! |
|
2 |
Ik weet het niet. Kijk in het woordenboek. |
|
3 |
Ik weet het echt niet! |
|
4 |
1) Ik zie het (in de betekenis van → ik snap het = ik begrijp het) || 2) Ik zie het niet (= ik begrijp het niet). |
|
5 |
Nu zie ik het! = Nu snap ik het! |
|
6 |
1) Ik begrijp het niet.|| 2) Ik begrijp er niets van. |
|
7 |
Versta je het nu? |
|
8 |
Hij heeft het niet begrepen! |
|
9 |
Snap je het niet? |
|
10 |
1) Ik heb het warm || 2) Ik heb het koud |
|