Erreurs courantes commises en français par les néerlandophones
Niveau intermédiaire et avancé

  7 7
         
      ↓ ←     Vertaal in het Frans en controleer nadien door hierlangs op "Vertaling" te klikken.       ↓ ←       Klik hier om uw antwoord te controleren. Na een 2de klik zie je terug "Vertaling".
1 (Een levend wezen: persoon, dier) brengen naar (tot bij) iemand of (een levend wezen: persoon, dier) brengen naar een plaats. Aandacht: hierbij wordt ondersteld dat de begeleider het levend wezen achterlaat bij de aankomst. Dit in tegenstelling tot meenemen (vergezellen).
2 1) Ik breng mijn kinderen naar de bioscoop. (= d.w.z. ik breng ze en vertrek terug).
2) Hij brengt zijn kinderen naar het zwembad.
3) Hij brengt zijn hond naar de dierenarts.
4) Hij brengt de kinderen naar de school.
5) Hij brengt zijn vriend thuis (= naar huis).
3 (Een levend wezen: persoon, dier) meenemen op weg van een plaats naar een ander.
(Een levend wezen: persoon, dier) meenemen op weg naar ergens (= vergezellen). Aandacht: hierbij wordt ondersteld dat de begeleider bij het vergezeld (begeleid) levend wezen blijft bij aankomst. Dit in tegenstelling tot brengen naar.
4 1) Ik neem mijn kinderen mee naar de bioscoop. (= d.w.z. ik blijf ook de film zien).
2) De verdachte werd meegenomen naar het ziekenhuis, na een vechtpatij op het parkeerterrein van de supermarkt in Hoevenen (Stabroek). Hij had een wonde aan het hoofd. " De politie heeft hem meegenomen naar het ziekenhuis voor verzorging.
3) De ouders nemen hun kinderen mee op vakantie.
4) Ik neem u mee naar Parijs.
5) Een vriend neemt me mee naar het restaurant (om te gaan eten).
5 Iets (geen levend wezen) brengen naar iemand (= iets dragen naar de plaats waar iemand is).
º Iets meebrengen.
º Iets meebrengen naar ergens.
º Iets meebrengen naar een plaats waar iemand is.
6 1) Ga me dat boek halen en breng het mij.
2) De postbode brengt de post.
3) Hij brengt ons steeds een geschenkje mee.
4) Zij brengt de was naar de wasserij.
5) Breng morgen uw boeken mee.
7 Iets (of een wezen dat zichzelf niet kan verplaatsen, zoals een baby of een bewegingloos persoon) meenemen of meedragen terwijl men een plaats verlaat.
8 1) De dieven hebben al het ziverwerk meegenomen.
2) Pizza om mee te nemen.
9 1) Hij is buitengegaan zonder zijn sleutels mee te nemen.
2) Hij heeft mijn pen meegenomen.
10 1) De inbrekers hebben alles meegenomen. 2) Opgelet: Ik neem weinig bagage mee en ik neem mijn hond mee (d.w.z.:de hond blijft bij mij, ik laat hem niet achter).
11 amenerEen persoon of dier brengen naar (tot bij) iemand of brengen naar een plaats.
Opgelet: de begeider verlaat het levend wezen bij aankomst. Dit in tegenstelling tot emmener.
12 emmenerEen persoon of dier meenemen op weg van een plaats naar een ander of meenemen op weg naar ergens.
Opgelet: de begeider blijft bij het levend wezen bij aankomst. Dit in tegenstelling tot amener.
13 apporterIets brengen naar iemand of meebrengen naar ergens of naar een plaats waar iemand is.
14 emporterIets meenemen of meedragen terwijl men een plaats verlaat
Zijn geheim in het graf meenemen.