Erreurs courantes commises en français par les néerlandophones
Niveau intermédiaire et avancé

  4 4
         
      ↓ ←     Vertaal in het Frans en controleer nadien door hierlangs op "Vertaling" te klikken.       ↓ ←       Klik hier om uw antwoord te controleren. Na een 2de klik zie je terug "Vertaling".
1 1) Dat heeft er niets mee te maken.|| 2) Hij heeft met die zaak niets te maken.
2 1) Hij heeft zijn best gedaan. || 2) Zijn best doen.
3 Ik ga mijn ouders bezoeken.
4 Ik ga het Musée d'Orsay bezoeken.
5 1) Wij vertrekken naar Frankrijk. || 2) Wij gaan naar Parijs, vervolgens naar Nice.
6 1) Hij gaat naar Amerika. || 2) Zij zullen naar Marokko gaan.
7 Wanneer vertrekt u naar Parijs?
8 1) Hij gaat juni naar Canada, maar hij woont in België. || Zij gaat naar Frankrijk.
9 1) Hij gaat naar het station || 2) Zij begeeft zich naar de uitgang. ||3) Hij haast zich naar de uitgang.
10 1) Zij gaat naar de bakker. || 2) Hij gaat naar de dokter || 3) Hij gaat naar de slager. || 4) Hij gaat naar de kapper. || 5) Hij gaat naar de apotheker.